donderdag 8 augustus 2013

8-8-2013 Opstellen onderzoeksvraag

Deze week ben ik me gaan verdiepen in het boek: Basisprincipe praktijkonderzoek van Frits Harinck
 


De volgende informatie heb ik hieruit gehaald om mijn onderzoeksvraag op een goede manier te formuleren en mijn onderzoek goed vorm te geven.

 

Opbouw onderzoek:

Vraag>gegevens verzamelen> gegevens verwerken + conclusie

Vraagstelling: heldere onderzoekbare vraagstelling. Geplaatst in conceptueel kader( theorie, literatuur, eigen ervaring)
Methode van gegevensverzameling: planmatige wijze van gegevens verzamelen, via instrumenten, hulpmiddelen.

Verwerking, rapportage: objectieve verwerking van gegevens.

In mijn onderzoek wil ik een paar doelen stellen:


> Dat alle collega’s gehoord worden.
> Vragen moeten een heldere niet sturende vraagstelling hebben. De vragen dienen scherp en nauwkeurig geformuleerd te zijn, zonder tegenstrijdigheden. De vragen dienen neutraal geformuleerd te zijn. De vragen dienen via waarneembare gegevens beantwoord te kunnen worden.
> Situatie leerkrachten moet ik zo min mogelijk verstoren en belasten, dat vraagt om toegespitst en sober onderzoek. Het vraagt ook om goed uitleggen waarom zaken zo belangrijk zijn dat enige verstoring of belasting gerechtvaardigd is. Tenslotte kan de rapportage gevolgen hebben voor de betrokkenen. Dat vraagt om een zorgvuldige en gebalanceerde verslaglegging.

Het verkrijgen van gegevens:


Ø  Op welke manier?

Ø  Bij welke personen? ( de onderzoeksgroep)

Ø  Hoe vaak

Ø  In welke situatie

Waarnemen


Bevragen( interview, enquete, informeel gesprel, gestructureerde discussie.
Observeren: (vrije observatie, gerichte observatie, logboek bijhouden)
Lezen: (documenten, geschreven bronnen)

Antwoorden kunnen verkregen zijn door een open vraag of een gesloten vraag. Dit zijn twee manieren om de eigenschap zichtbaar ofwel meetbaar te maken. Bij het bedenken van de vragen denk ik aan een meetprocedure( een voorschrift hoe de eigenschap vast te stellen)als aan een meetschaal(welke scores kan ik toekennen).
Van onderzoeksvraag naar instrument dat heeft operationalisatie.

Kwaliteit van instrument:

Betrouwbaar: is het herhaalbaar en komen er dan de zelfde resultaten uit?, nauwkeurigheid is het voldoende precies? heeft men een helder beeld?
Validiteit: heeft het instrument wel datgene te pakken wat we willen weten?


 Persoonlijke en professionele ontwikkeling:

De onderzoeker streeft er naar vooronderstellingen zoveel mogelijk uit te sluiten. Ik heb hier in mijn onderzoeksvraag ook rekening mee gehouden. Zo staan alle opties nog open.
Ik ga me richten tot een Survey-onderzoek. Dit is gericht op de vraag hoe mensen ergens over denken, wat ze ergens van vinden, hoe ze handelen, wanneer en wat ze doen.
Door bovenstaande informatie heb ik mijn onderzoeksvraag en daarbij twee deelvragen weten te formuleren. Ook heeft de theorie mij een richtlijn gegeven hoe ik invulling ga geven aan mijn onderzoek.

Dag 10 Mobile Devices en Social Media

Vandaag hebben we flink gediscussieerd over wat de impact is als je mobile devices het gehele onderwijs overnemen. Je doelen blijven hetzelfde maar door andere middelen kom je tot je doel. Structuur is daarbij belangrijk. Wat gebeurt er met toetsing? Welke inhoud ga je geven aan je onderwijs. Onze toekomstige school heeft geen lokalen maar wel ruimtes waar je je rust kunt krijgen. Ook zijn er spreekruimtes. discussie ruimtes. Een mediatheek. Instructieruimtes. Binnen en buiten wi-fi.

Wat verstaan we onder Mobile devices:



Ø  Tablets

Ø  Telefoon

Ø  Skoolmate

Ø  Camera

Ø  Smart cubes(extra kenmerk: op dit mobile device kun je alleen leren)

Wat verstaan we onder social media

'Social Media is een verzamelbegrip voor online platformen waar de gebruikers, zonder of met minimale tussenkomst van een professionele redactie de inhoud verzorgen. Hoofdkenmerken zijn interactie en dialoog tussen de gebruikers.' (Wikipedia)

Wat voor invloed heeft mobile devices op het T-pack model?


Pedagogy: Dit betekent eigenlijk didaktiek. Mobile devices heeft het meeste invloed op de manier waarop je jouw doel bereikt.

Wat voor invloed heeft mobile devices op the 21ste century skills?


Deze worden veelal geprikkeld met het gebruik van mobile devices.
Samenwerken: kinderen kunnen mobile devices gebruiken om iets op te zoeken voor een gezamenlijk project.
probleem oplossend vermogen: Als de kinderen tegen een probleem oplopen ( geen informatie over..) kunnen zij leren om andere kanalen te gebruiken zodat ze toch bij de juiste informatie komen.
Ict geletterdheid.
 
 

communiceren: De kinderen kunnen elkaar helpen bij rekenopdrachten en elkaar uitleg geven.
Kritisch denken: De kinderen vragen zich af of de informatie past bij wat ze zoeken, Zou de informatie waarheid zijn? Hoe betrouwbaar is mijn bron?
creativiteit: Door het inzetten van mobile devices kunnen kinderen online collages, filmpjes, strips etc. maken Dit prikkelt de creativiteit. Maar ook bij het probleem oplossend vermogen kan creativiteit ontstaan op hele andere vlakken.

Persoonlijke en professionele ontwikkeling

Het internet bevat ontzettend veel antwoorden, maar bijna geen vragen. Om kinderen te prikkelen in hun probleem oplossend vermogen en kritisch denken kun je vragen stellen die kinderen dan moeten opzoeken. De vraagstelling moet zo zijn dat het de kinderen niet via Google meteen het antwoord vinden. Ik heb hierover nagedacht en me verdiept in theorieën over vraagstellingen. Ik kwam tot de volgende conclusie. Door een vraag te formuleren met wat vind je van.. of Waarom... daag je een leerling uit om een goede mening te onderbouwen. Hiervoor moet de leerling zich verdiepen in het onderwerp en dit kan leiden tot het bekijken van meerdere bronnen om deze tegen elkaar af te wegen.




zondag 9 juni 2013

Dag 9 Mediawijsheid


Mediawijsheid

Staat voor het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.

 Om kinderen mediawijzer te maken stel je ze de volgende vragen. Is de kennis nuttig? Zijn bronnen betrouwbaar en realistisch? Is het waar?  Mag je zomaar knippen en plakken. Er bestaat manipulatie van tekst. Gebruik daarom Wikipedia nooit als bron, zoek verder naar de bronvermelding.
Er bestaat ook manipulatie van beeld en geluid. Nieuws wordt soms gemaakt, om het te verkopen. Photoshop kan dingen aandikken. Montage van geluid(klappen ) kan iets versterken.




 Je moet kinderen leren kijken naar effecten om kinderen scherp te maken hoe media in elkaar steekt.

Hoe is media opgebouwd? Je kunt dit van twee kanten benaderen. Protectionistisch. Dat is dat je de nadelen er van ziet: Het was pulp, plat, gewelddadig het zou geweld opwekken en er was teveel seksualiteit in de media.

Een andere benadering is dat mensen zelf ontdekken en ze zijn op zoek naar de manipulatie ervan. Door de bewustwording raken we vertrouwd met de media. De kijker weet al snel het is dit genre dus ik moet er zo naar kijken. De vorm moet worden onderzocht.

Media cultuur heeft zeven thema’s bedacht:



Interculturaliteit:  Als je hetzelfde doet ben je dan nog bijzonder? Er is weinig verschil meer. Door de media doet iedereen hetzelfde. Globalisering.
Lichaam: Hoe ga je om met je lichaam en in hoeverre laat je je beïnvloeden door de media.
Medium: Hergebruiken van media

Identiteit: Hoe ga je om met  je persoonlijkheid.
Privacy:  Zet je alles online?
Macht: Hoe kun je macht uitoefenen.
Spelen: games.  


De frisse blik is een organisatie die lessen aanbiedt om kinderen mediawijzer te maken. Ze kijken samen met kinderen naar beelden maar laten het door opdrachten ook ervaren. Wat is waar? Zij richten zich op non-fictie media.  Daarbij gebruiken ze niet het moraal wat is goed en wat niet.
Zij zien media als gereedschap. Zij doorlopen in hun programma enkele stappen. Eerst laten ze de kinderen op onderzoek uit te gaan, daarna stimuleren ze de kinderen om een creatief verhaal te vertellen, ontmoetingen tot stand brengen, talenten ontwikkelen, en vervolgens hun mediawijsheid te vergroten.

Als eindopdracht kregen we het doel om een film te maken over de school waarin we de school als "ouderwets" neer moesten zetten. Je brengt dan eigenlijk alleen in beeld wat je wil dat de mensen zien.






Mits bovenstaande filmpje het niet doet, 




www.defrisseblik.nl




Persoonlijke en professionele ontwikkeling


Door deze dag realiseerde ik me pas wat mediawijsheid echt inhoud. Ik had eerder al eens projecten gedaan maar dat ging wat dieper in op de zeven thema's. Hierboven genoemd. Ik leerde de kinderen waar ze op moeten letten wat betreft privacy en identiteit op internet. Deze dag leerde we hoe we kinderen kunnen leren kijken naar media. Ik denk dat als je kinderen hier bewust van laat worden de media ook minder invloed heeft om hun identiteit en het omgaan met hun lichaam. Volgend jaar doen we schoolbreed mee aan de week van mediawijsheid. Ik wil een powerpoint voor de middenbouw en de bovenbouw maken met daarin enkele beeldfragmenten waardoor je kinderen laat bewustworden dat media manipulatief kan zijn. Na elke beeldfragment of foto wordt de vraag gesteld: is dit echt? Dit om de projectweek te openen en meteen duidelijk te maken aan leerkrachten wat mediawijsheid nu eigenlijk inhoudt.

Mijn persoonlijke blik op mediawijsheid is ook ontzettend veranderd. Ik kijk nu kritischer naar het nieuws bijvoorbeeld. Is dit waar? Wordt er gefotoshopt of niet? Ook bij wikipedia vraag ik me vaak af of alles wel klopt. Ik neem zelf alles niet meer zo snel aan als voorheen. Ook kan iedereen een beeld neerzetten wat jij dan ziet maar is dit beeld wel reëel. Ik merk ook nu pas hoe groot de invloed van media kan zijn bij bijvoorbeeld kinderen. Vorig jaar hielden de kinderen een spreekbeurt. Bij sommige kwam er informatie naar voren die niet klopte. Op de vraag, is dit wel waar? zeiden de kinderen ja want dat heb ik opgezocht op het internet. 



zaterdag 1 juni 2013

Dag 8: Beeld en geluid: videomontage


Deze dag staat in het teken van Beeld en geluid. Als je een video maakt moet je rekening houden met de volgende opbouw:
> onderwerpkeuze:
Welke onderwerp kies je.
> script/storyboard: 
 Je neemt een doel voor ogen door een script te schrijven. Hoe ga je het visualiseren. Door een storyboard te maken krijg je je script duidelijk op papier en weet welke beelden je vast moet leggen.Deze beelden noemen we sleutelbeelden.  Sleutelbeelden zijn beelden die bepalend zijn om het verhaal te kunnen volgen. 
> standpunt/shot:
Het is belangrijk om te denken waar de camera kan worden geplaatst. Dit kan vanuit het beeld van de personage; zo zie je wat de persoon ziet of aan het doen is. Dit kan ook tegenovergesteld zodat je de  personage laat zien. Je ziet dan een beeld van wat de personage aan het doen is (bijv. tekenen). Verder kun je een close-up toepassen. Dit gebeurt vaak bij intiemere momenten. En door van onderaf de camera te plaatsen lijkt alles groter. Het is belangrijk om na te denken waar je gaat staan, wat wil je op beeld( denk aan de sleutelbeelden) en vanuit welke hoek/plaats krijg ik dit het beste erop.
> montage/tempo:
Bij montage ga je de beelden die je hebt, terugkijken en beelden weghalen.  Je kunt alles weghalen wat mensen sowieso al snappen. Montage regels in video: patroon waar je voornamelijk drie seconden aanhoudt.  Dat houdt in dat een beeld drie seconde in beeld is en dat je dan een ander shot ziet.
> muziek/geluid:
Muziek/ geluid: je geluid moet een toevoeging zijn aan de scene. Alles wordt uitvergroot door geluiden. Je kan veel met geluiden doen, benadruk dingen met een sound ook als het geen geluid maakt oorspronkelijk. ( dit gebeurt ook in de film Wall-E)


De opdrachten:
We hebben zelf d.m.v. sleutelbeelden een storyboard gemaakt.
Script
Verlovingsverhaal : achtergrond Rome, vakantie. Colloseum, zaten op muur, vroeg ten huwelijk.

1: Zijn jullie op vakantie

2: Kees is zenuwachtig, ten huwelijk vragen, ring

3: Het huwelijk
Storyboard




De tweede opdracht was het bekijken welk standpunt je het beste in kan nemen om goed op beeld te krijgen wat je wilt. Dit deden we door middel van foto's
Script
Hoe zet je thee?

1.       Theekopje in beeld

2.       Benodigdheden pakken:kopje,water , theezakje

3.       Water koken in beeld brengen( tijd bijzetten)

4.       Kopje vullen, zakje erin.
Storyboard


Persoonlijke en professionele ontwikkeling
Beeldmateriaal ontwikkelen doe je doormiddel van stappen doorlopen. RECEPTIEF is het goed naar de beelden en inspiratie opdoen. Vervolgens maak je het, dat heet dan PRODUCTIEF.En ernaar terugkijken  heet REFLECTIEF.
D.m.v beelden kun je dingen uitleggen aan kinderen die normaal gesproken niet mogelijk zijn. Zo zou je kunnen filmen in een fabriek en de rondleiding waar je normaal een uur mee bezig bent nu in tien minuten kunnen laten zien. Het is wel belangrijk om goed om de opzet na te denken en dit kost tijd.  Ik zie in het onderwijs wel mogelijkheden. Zo wil ik als de nieuwe school er staat in de nieuwe school een introductie filmpje maken voor op de website. In het script zal ik nadenken over hoe ik de kernwaarden van onze school, de visie goed in  beeld kan brengen. Beelden spreken mensen aan en als de schoolwebsite geopend wordt met een filmpje wat meteen aanspreekt is dit tevens goede  reclame voor de school. Maar ook in je lessen kunnen beelden vele malen betere instructie geven. Stel je maakt een handvaardigheid opdracht en laat deze versneld afspelen. Kinderen weten dan precies wat ze moeten doen en welke weg daarheen. Wil je de buitenwereld naar binnen brengen dan kan dat door middel van beeld en geluid. Film in een supermarkt voor je rekenles of op een boerderij voor je themaweek. Op de skoolmates heb ik een film programma geïnstalleerd  Ik wil dat kinderen ook gaan werken met het maken en bewerken van filmpjes. Zo leren kinderen ook hoe je dingen goed in beeld kan brengen en leren zij hoe ze visueel iets duidelijk kunnen maken. 


zaterdag 25 mei 2013

Feedback blog

Mijn blog is bekeken door mijn studiegenootjes. Daardoor heb ik enkele aanpassingen gedaan. Er mochten meer beelden in mijn blog. Het was eerst alleen veel tekst. Ook zagen ze mijn persoonlijke en professionele groei niet terug. Dit heb ik onder elke dag toegevoegd.

zaterdag 20 april 2013

Dag 6: presenteren en publiceren

Dag zes heb ik verwerkt in een powtoon. Dit is een presentatie programma op internet. de theorie van dag zes staat hier in verwerkt.


Verder heb ik nog een powerpoint gemaakt van een opdracht.
Opdracht: bereid een presentatie voor volgens de vijf stappen.

Opdracht:

1.      Thema: Pesten

2.      Probleem: Cyberpesten; L wordt gepest op twitter, (filmpje stop pesten)

3.      oplossing: Protocollen en afspraken.

4.      voordelen: Veiligheid, betere sfeer, waardevolle communicatie.

5.      actie: Met kinderen contract opstellen en ondertekenen, gezamenlijke account openen.

Aan het einde van de middag werd er nog gesproken over het concept:"Flipping the classroom". Ik zelf ben er nog wat pessimistisch over omdat simpel gezegd ik denk dat niet alle mensen in staat zijn om hun lessen voor te bereiden thuis door omstandigheden,karakters,drukte, prioriteiten etc. Daarbij vind ik persoonlijk dat kinderen naar school gaan om te leren en als we hieraan beginnen dan kunnen ze later de verwerking ook wel thuis maken en hoeft er geen kind meer naar school. Iedereen gaat zichzelf dan in eigen tijd maar iets aanleren en juist die structuur in de maatschappij vind ik prettig.

Flipping the classroom is het maken van instructie filmpjes die thuis bekenen dienen te worden zodat de kinderen in de klas meteen aan de slag kunnen. Ze zijn niet bedoeld voor extra oefenen thuis maar echt als voorbereiding. Het maken van het filmpje is het halve werk. Daarbij komt vooral kijken hoe je je les geeft die daarop volgt.

Persoonlijke en professionele ontwikkeling

Ik ben nu enkele weken verder en bekijk presentaties met een kritischere blik. Overal zie je bullet-points  terugkomen. Ik merk dat ik zie wat er niet goed aan is, maar hoe maak je een presentatie dan goed? Dit hebben we geleerd tijdens bijeenkomst 6 maar in praktijk blijkt dit toch lastiger. Je wilt je infromatie kwijt en denkt dat dit dus wel in een dia moet. Ik heb verschillende handreikingen nu die me kunnen helpen een presentatie van belang te maken. Zo let ik op bullet-points maar bereid ik alles eerst voor op papier. Hier maak ik een onderverdeling van en probeer er eerst zoveel mogelijk visueel op in te springen. Kan ik stukken vertellen a.d.h.v een plaatje? Met eventueel een vraagstelling erbij, die prikkelt om mensen na te denken? Daarna voeg ik teksten toe die ik van belang vind. Door deze insteek voorkom je al dat je overal teksten schrijft. Daarna ga ik kijken of ik door active vormen het doel ook kan bereiken.
Als ik het format: Thema, probleem, oplossingen, voordelen, actie kan gebruiken doe ik dit.




donderdag 4 april 2013

Dag 5: digiborden


Als je altijd doet, wat je altijd deed, krijg je altijd dat, wat je altijd al had.




Het invoeren van digiborden is een proces. Het digibord is een gereedschap. Het is de docent die het verschil maakt. Je ziet in de loop van de tijd verandering. Eerst was het digibord enkel een schoolbord, vervolgens werd het een presentatiemiddel,  daarna werd het ook interactief gebruikt door en quiz bijvoorbeeld. 

Het voordeel van een digibord is dat je bronnen altijd binnen handbereik hebt, het boeit de leerlingen, instructies zijn gemakkelijk op te slaan en er is een mogelijkheid tot interactie. De nadelen zijn echter dat je afhankelijk bent van techniek, ook loop je het risico om frontaal les te geven en het kost tijd om je bronnen te zoeken. 

Van hebben naar gebruiken.
Hoe kun je nou met een digitaal bord van instrumenteel naar intentioneel gebruik gaan?
Instrumenteel gebruik: De kinderen kijken en luisteren. Instrumenteel gebruik is een filmpjes tonen, op het bord schrijven etc.  



 
Intentioneel gebruik: hoe laat ik mijn leerlingen het beste leren. Je denkt na over de mogelijkheden die het bord in je les kan bieden.  Intentioneel gebruik is dat je nagedacht hebt hoe nuttig het ingezet kan worden. Waarom kan dit goed in de les werken en wanneer is het slimmer om het anders te doen? Deze vragen stel je jezelf voor een les om het digibord intentioneel te gebruiken.

Om het digibord dus intentioneel te gebruiken denk je over het volgende na:
 
  • Intentionele informatie: kan mijn informatie intentioneel gebracht worden
  • Aansluiting eigen doelen: sluit ik aan bij mijn doelen om het op deze manier te brengen 
  • zelf relevantie:  wordt het wel leuk, ik zie het bij collega’s. 
  • waargenomen nut: ja het voegt iets toe aan mijn lessen. 
Een digitaal bord hangt vaak voorin in de klas dit geeft de neiging om frontaal les te geven.  60 % in Belgie kiest voor een liggend bord om kinderen een andere didactische werkvorm te laten ervaren. Meerdere kinderen tegelijk om een bord geeft mogelijkheden. Ze werken samen, communiceren en verwerken met meerdere kinderen tegelijk één opdracht.
 






Beauchamp heeft het over fases die je doorloopt met het werken met een digibord. 
Fase 1: vervanging zwart krijt bord naar digitaal bord. Met de pen op bord, je doet hetzelfde.
Fase 2, Leerling gebruiker: De vordering van een leerling gebruiker hangt samen met het combineren van de pedagogische context en zijn ICT vaardigheden. Door deze te kruisen leert de leerling gebruiker.
Fase 3: beginnende gebruiker: bestaande onderwijscompetenties worden verstrekt.
Fase 4: gevorderde gebruiker: door het gebruik van het digibord worden er mogelijkheden op het internet gevonden die de lessen verreiken, de gebruiker is al spelend rond aan het kijken en aan het ontdekken. 
Fase 5: samenwerkende gebruiker: leerkracht en leerling combineren ICT vaardigheden. Er ontstaat een nieuwe vrijheid in de pedagogiek. 
Als je deze fases doorgaat is het  gebruik van een digibord instrumenteel naar intentioneel. 
Samenvattend heb ik onderstaand schema gevonden die bovenstaande duidelijk maakt.


 
Bovenstaande hebben we in de ochtend besproken. Na de pauze hebben we mogelijkheden gezien hoe je interactief les kan geven met behulp van een i-pad. Nearpad is een app die het mogelijk maakt om de leerlingen op de ipad hetzelfde te presenteren als op een digibord. Ze kunnen binnen deze app vragen beantwoorden. De antwoorden worden schematisch op het digibord gepresenteerd. Dit geeft veel mogelijkheden voor je onderwijs. Je kunt tussendoelen toetsen en kinderen actief mee laten denken.

Ook prowise is een programma om interactief les te geven. De kinderen kunnen bijvoorbeeld op de i-pad brainstormen en dit is dan gezamenlijk te zien op het digibord. 


Door deze toepassingen stimuleer je Lean forward onderwijs bij kinderen.
Lean forward: Ik doe, ik beleef. 
Een tegenstelling van lean forward onderwijs is lean back onderwijs.
Leanback onderwijs: luisteren, kijken en lezen.

Door de output bij de leerling te leggen krijg je meer leerrendement. Dit heet pro actieve media. De leerkracht houdt de regie en de output ligt meer bij de leerlingen, ze communiceren, plannen, ontwerpen, sturen en kiezen. 

Vertel het me en ik zal het vergeten, laat het me zien en ik zal het onthouden,laat het me ervaren en ik zal het me eigen maken.



Persoonlijke en professionele ontwikkeling
Tot de ontdekking kwam ik tijdens deze bijeenkomst dat ook ik het digibord gebruik om op te schrijven en filmpjes te laten zien. Ik laat de kinderen nauwelijks echt opdrachten op het digibord doen. Door deze bijeenkomst heb ik buiten het feit dat ik meer kennis en ideeën op heb gedaan ook inzicht gekregen over wat intentioneel gebruik inhoud.
Ik kijk naar de filmpjes en krijg ideeën als persoon om mijn lessen aan te passen zodat de kinderen lean forward gedrag vertonen. Ze moeten actief meedenken doordat er iets van de kinderen gevraagd wordt. Ook denk ik na over mijn lesvoorbereidingen. Kan ik het digibord intentioneel inzetten. De laatste weken heb ik enkele aanpassingen gedaan door bovenstaande bewustwording. Zo laat ik kinderen werkwoordspelling schema's invullen op het bord terwijl de rest een werkblad invult. De kinderen geven de pen tijdens de les door. Bij de methode rekenrijk worden na elke les twee vragen gesteld om het doel te toetsen. Een groepje krijgt de pen en lost dit gezamenlijk op het bord op. Mindmaps en oefeningen worden door de kinderen op het bord beschreven. Tijdens de tekenlessen zijn er steeds een paar kinderen die de tekenopdracht op het digibord uitvoeren. Veel ideeën die de motivatie en betrokkenheid prikkelen.

Hoe ga ik mijn collega's prikkelen om hierin mee te gaan. Doen zij dit al op deze manier of wordt het bord vaak instrumenteel ingezet?
 


Sollicitatie

Zo..

Door middel van een animatie filmpje heb ik gesolliciteerd voor de LB functie bij BS de Branding. Ik ben drie uur bezig geweest met onderstaand filmpje van ongeveer 2 minuten.

http://www.youtube.com/watch?v=uqQJytpGRkY

Veel kijkplezier!

PS. Ik ben aangenomen!!!

zaterdag 16 maart 2013

Dag 4: sturing bij veranderingsprocessen

Voor een verandering is leiderschap nodig


 

Easycratie: nieuwe wegen vinden.


Vroeger was de term kennis is macht van toepassing  maar tegenwoordig heeft iedereen toegang tot die kennis. Daardoor is de Easycratie onstaan. Easycratie zijn bestaande mogelijkheden benutten, beter gebruik maken van aanwezige kennis, ruimte voor initiatieven van onderaf( de machthebber heeft niet alle wijsheid in pacht). Kennis delen levert tegenwoordig meer op dan kennis afschermen. Een goed voorbeeld is wikipedia die kennis bundelt geschreven door de zwerm.
Het doel van Easycratie is organisaties beter maken, werken leuker en gemakkelijker maken.
Door deze manier van denken is ook het crowdsourcing ontstaan: dit is een collectieve denktank voor iets. Allerlei vakmensen die meedenken. Zij denken mee met oplossingen en innovaties. Voor Easycratie is een veranderingsproces nodig...
 

Sturen bij veranderingsprocessen.


Het eerste gedeelte van de ochtend ging over de Hiërarchie zoals wij hem kennen: landelijk overheid, bestuur, directie, leraren, leerlingen, ouders. Dit schema  geeft goed weer hoe het nu gaat. Iedereen heeft een baas en speelt de baas en probeert zo invloed uit te oefenen.

Michael Fullan heeft daar de volgende visie over. Verandering werkt niet als keten wordt doorbroken.
Whole system approach: zorg dat allen partijen even belangrijk zijn.
Om verandering te kunnen doorvoeren zijn alle partijen van belang.

 
 
 
 
 
Je hebt verschillende leiderschapsmodellen. Wij hebben ons verdiept in twee modellen
Het Angelsaksisch model: vertrouwen is goed, controle is beter.
Het Rijnlands model: inspiratie door zelfvertrouwen.
 Hieronder hebben we de twee modellen geanalyseerd en onderverdeeld in categorieën


 
Rijnlands
Angelsaksisch
Basishouding
Meer ruimte voor overleg. Kleinschaligheid. Ook oog voor andere zaken dan het belang van de aandeelhouder alleen.
Dingen worden opgelegd van boven. Aanhouder is de baas. Duidelijk wie de baas is en wie verantwoordelijkheid heeft. Centraal staan geld macht en heldendom. Coördinatie door regels. Weinig vertrouwen in individu
Aansturing
De manager als meewerkend voorman.
Aanhouder is de baas.  
Professionele ruimte
Meer waardering voor vakmanschap, kwaliteit en geluk
Geld is de enige maatstaf. beperkt werkgebied. Groeimogelijkheden in het klimmen van de hiërarchie.
groeimogelijkheden
Alles gericht op de lange termijn.
Het doorvoeren van. Gericht op korte termijn winst
Omgaan fouten
Slecht winstgevende bedrijven worden kunstmatig in stand gehouden.
In staat om zich steeds te vernieuwen.
Nadelen
De overleg cultuur zorgt voor een trage besluitvorming en soms zelfs voor besluiteloosheid. Er is minder onderneming schap en minder drang om te excelleren. Gevaar voor hobbyisten.  Voorzichtig en saai vanuit historisch perspectief.
Wie niet presteert wordt ontslagen. Heeft in veel landen geleid tot grote verschillen tussen arm en rijk. De huidige crisis is veroorzaakt door eenzijdige focus.
Voordelen
Werkplezier van de werknemers.
Het is volstrekt duidelijk wie de baas is en wie welke verantwoordelijkheden heeft. Wie excelleert krijgt meer loon.

 
Een andere visie op het leiderschap is die van Jim Spilane:
 
SpillaneLeiderschap gaat om beïnvloeding. Beïnvloeding van gedrag, emotie en diepere waarde(cultuur op school).
Leiders en volgers zorgen voor leiderschap. Door dit te spreiden krijg je concreet handelen.

Leiderschap gaat niet alleen om de persoon maar ook de situatie waarin je begeeft. Dus welke kant wil directie op en wat kan jouw rol daarin zijn.
 
 
 
"Leiderschap verwijst naar die activiteiten die ofwel





begrepen worden door, ofwel ontworpen worden door organisatie leden met het oog op het beïnvloeden van de motivatie, de kennis, de emotionele betrokkenheid en het handelen van andere organisatieleden, ten dienste van het veranderen van het kernproces van de organisatie."

Definitie van Spilane
Al die leiderschap vindt zich plaats in een professionele ruimte. Zo heb je bewegingsruimte waar je rekening mee moet houden.
Bewegingsruimte houdt in hoeveel invloed je hebt of kunt  uitoefenen in de werkprocessen. Je moet ook de ruimte krijgen om leiderschap uit te voeren.
In een professionele ruimte mag je ook uitgaan van zelfsturend vermogen. Wij kregen een filmpje te zien wat duidelijk maakt dat mensen van zichzelf uit zelfsturend vermogen hebben. Je kunt daardoor ook uitgaan van bepaalde verwachtingen in een professionele ruimte.

Als je nadenkt over die professionele ruimte welke vrijheden en verantwoordelijkheden zouden collega's dan mogen krijgen als je bijvoorbeeld een tablet wilt invoeren in het onderwijs? Deze opdracht hebben we uitgedacht en onderstaand schema geeft weer wat volgens ons de vrijheden en verantwoordelijkheden zijn van collega's

Vrijheid
Verantwoordelijkheid
Ervaren hoe het werkt.
Ontdekken wat er aan aanbod is.
Vrijheid in de momenten waarop.. ( zelf in mogen plannen)
In gebruik en klassen managment ( plek, bij welke les, op welke manier)
 
Kennis en inzicht in digitale middelen. Structureel in de klas toepassen.
Intrinsieke motivatie van vernieuwingen.
Doel van team; twee keer per week.

 Hoe geef je vervolgens sturing aan bovenstaande als het niet loopt?

Je vraagt je af, hoe komt het dat het niet loopt? Vervolgens begeleiding of in gesprek gaan met, bevragen naar probleem, achterhalen waar het probleem ligt.. Actie>Reactie. Enthousiast overbrengen en blijven.  

Je kunt elkaar ook versterken: je versterkt elkaar door je leiderschap te verspreiden. De rest volgt..
verspreid leiderschap:
Je versterkt je leiderschap door 4 elementen: toekennen van leiderschap: je wordt gevraagd en daarbij iets van je verlangd. Verwerven: door kennis te laten zien kun je een leider worden. Situatie: je bent op dat moment op de juiste plek. Ervaren professionele ruimte: ervaringen opdoen door ervaring wordt je leider.

Wie wordt de leider: dit kan door naar de kenmerken te kijken: kwaliteit, ervaring, uit te voeren werkzaamheden.
In de professionele ruimte waarin leiderschap verspreid is kun je toch sturing geven door doelen te stellen, middelen te geven en ze laten verantwoorden.

 
Doelen stellen: Maak duidelijke afspraken met elkaar.
Middelen geven: stel kaders waarbinnen initiatief mogelijk is en omschrijf wat je niet wilt.
Verantwoorden: doe dit in een dialoog met elkaar.
Wat ook belangrijk is dat mensen plezier in dingen hebben( fun theorie)



 
Persoonlijke en professionele ontwikkeling

Als easycratie nu al een stroming is wat betekent dat voor ons stelsel wat betreft betalingen, vergoedingen voor taken? Na het lezen van de theorie vraag ik me dit wel af. De toekomst zal het uitwijzen. Gaan mensen vergoedingen vragen voor advies?
 

 Na het lezen en bestuderen van de theorie bedenk ik me hoe ik mijn leiderschap in ga vullen. Hoe ga ik sturing in de praktijk brengen? Door meer draagvlak te creëeren bij collega's en ze goed te betrekken in het gehele proces. Mijn leiding kan ik spreiden om zo ook meer draagvlak te creëeren. Ik zie verschillende stromingen door professionele ruimte.
 
Ik zie dingen van het Rijnlandsmodel en het Angelsaksisch model terug.


Vertaling onderwijs:
In het onderwijs zie ik beide modellen terug, Rijnlandsmodel zie ik terug in de vormen van overleg waarin iedereen mee denkt en op lange termijn doelen uitvoert. Er is werkplezier bij werknemers, ruimte voor vakmanschap. Geeft werknemers vertrouwen. Fouten maken mag. Als iets niet werkt wordt het toch lange tijd stand gehouden.


Het Angelsaksisch model zie ik terug aan de opbouw van zeggenschap. Directie houdt eindverantwoordelijkheid. Fouten worden afgestraft door ontslag. Er wordt geen vertrouwen gegeven. Prestatie gericht. Klimmen hiërarchie( LB-functie)
Vertaling klas:


Angelsaksisch model: De leerkracht heeft eindverantwoordelijkheid. De rol van de leerkracht" ik zeg hoe het moet, leerling volgt". Prestaties tellen. Verschuiving naar Rijnmodel: meer coachend dan leidend, meer ruimte om fouten te kunnen maken.