donderdag 4 april 2013

Dag 5: digiborden


Als je altijd doet, wat je altijd deed, krijg je altijd dat, wat je altijd al had.




Het invoeren van digiborden is een proces. Het digibord is een gereedschap. Het is de docent die het verschil maakt. Je ziet in de loop van de tijd verandering. Eerst was het digibord enkel een schoolbord, vervolgens werd het een presentatiemiddel,  daarna werd het ook interactief gebruikt door en quiz bijvoorbeeld. 

Het voordeel van een digibord is dat je bronnen altijd binnen handbereik hebt, het boeit de leerlingen, instructies zijn gemakkelijk op te slaan en er is een mogelijkheid tot interactie. De nadelen zijn echter dat je afhankelijk bent van techniek, ook loop je het risico om frontaal les te geven en het kost tijd om je bronnen te zoeken. 

Van hebben naar gebruiken.
Hoe kun je nou met een digitaal bord van instrumenteel naar intentioneel gebruik gaan?
Instrumenteel gebruik: De kinderen kijken en luisteren. Instrumenteel gebruik is een filmpjes tonen, op het bord schrijven etc.  



 
Intentioneel gebruik: hoe laat ik mijn leerlingen het beste leren. Je denkt na over de mogelijkheden die het bord in je les kan bieden.  Intentioneel gebruik is dat je nagedacht hebt hoe nuttig het ingezet kan worden. Waarom kan dit goed in de les werken en wanneer is het slimmer om het anders te doen? Deze vragen stel je jezelf voor een les om het digibord intentioneel te gebruiken.

Om het digibord dus intentioneel te gebruiken denk je over het volgende na:
 
  • Intentionele informatie: kan mijn informatie intentioneel gebracht worden
  • Aansluiting eigen doelen: sluit ik aan bij mijn doelen om het op deze manier te brengen 
  • zelf relevantie:  wordt het wel leuk, ik zie het bij collega’s. 
  • waargenomen nut: ja het voegt iets toe aan mijn lessen. 
Een digitaal bord hangt vaak voorin in de klas dit geeft de neiging om frontaal les te geven.  60 % in Belgie kiest voor een liggend bord om kinderen een andere didactische werkvorm te laten ervaren. Meerdere kinderen tegelijk om een bord geeft mogelijkheden. Ze werken samen, communiceren en verwerken met meerdere kinderen tegelijk één opdracht.
 






Beauchamp heeft het over fases die je doorloopt met het werken met een digibord. 
Fase 1: vervanging zwart krijt bord naar digitaal bord. Met de pen op bord, je doet hetzelfde.
Fase 2, Leerling gebruiker: De vordering van een leerling gebruiker hangt samen met het combineren van de pedagogische context en zijn ICT vaardigheden. Door deze te kruisen leert de leerling gebruiker.
Fase 3: beginnende gebruiker: bestaande onderwijscompetenties worden verstrekt.
Fase 4: gevorderde gebruiker: door het gebruik van het digibord worden er mogelijkheden op het internet gevonden die de lessen verreiken, de gebruiker is al spelend rond aan het kijken en aan het ontdekken. 
Fase 5: samenwerkende gebruiker: leerkracht en leerling combineren ICT vaardigheden. Er ontstaat een nieuwe vrijheid in de pedagogiek. 
Als je deze fases doorgaat is het  gebruik van een digibord instrumenteel naar intentioneel. 
Samenvattend heb ik onderstaand schema gevonden die bovenstaande duidelijk maakt.


 
Bovenstaande hebben we in de ochtend besproken. Na de pauze hebben we mogelijkheden gezien hoe je interactief les kan geven met behulp van een i-pad. Nearpad is een app die het mogelijk maakt om de leerlingen op de ipad hetzelfde te presenteren als op een digibord. Ze kunnen binnen deze app vragen beantwoorden. De antwoorden worden schematisch op het digibord gepresenteerd. Dit geeft veel mogelijkheden voor je onderwijs. Je kunt tussendoelen toetsen en kinderen actief mee laten denken.

Ook prowise is een programma om interactief les te geven. De kinderen kunnen bijvoorbeeld op de i-pad brainstormen en dit is dan gezamenlijk te zien op het digibord. 


Door deze toepassingen stimuleer je Lean forward onderwijs bij kinderen.
Lean forward: Ik doe, ik beleef. 
Een tegenstelling van lean forward onderwijs is lean back onderwijs.
Leanback onderwijs: luisteren, kijken en lezen.

Door de output bij de leerling te leggen krijg je meer leerrendement. Dit heet pro actieve media. De leerkracht houdt de regie en de output ligt meer bij de leerlingen, ze communiceren, plannen, ontwerpen, sturen en kiezen. 

Vertel het me en ik zal het vergeten, laat het me zien en ik zal het onthouden,laat het me ervaren en ik zal het me eigen maken.



Persoonlijke en professionele ontwikkeling
Tot de ontdekking kwam ik tijdens deze bijeenkomst dat ook ik het digibord gebruik om op te schrijven en filmpjes te laten zien. Ik laat de kinderen nauwelijks echt opdrachten op het digibord doen. Door deze bijeenkomst heb ik buiten het feit dat ik meer kennis en ideeën op heb gedaan ook inzicht gekregen over wat intentioneel gebruik inhoud.
Ik kijk naar de filmpjes en krijg ideeën als persoon om mijn lessen aan te passen zodat de kinderen lean forward gedrag vertonen. Ze moeten actief meedenken doordat er iets van de kinderen gevraagd wordt. Ook denk ik na over mijn lesvoorbereidingen. Kan ik het digibord intentioneel inzetten. De laatste weken heb ik enkele aanpassingen gedaan door bovenstaande bewustwording. Zo laat ik kinderen werkwoordspelling schema's invullen op het bord terwijl de rest een werkblad invult. De kinderen geven de pen tijdens de les door. Bij de methode rekenrijk worden na elke les twee vragen gesteld om het doel te toetsen. Een groepje krijgt de pen en lost dit gezamenlijk op het bord op. Mindmaps en oefeningen worden door de kinderen op het bord beschreven. Tijdens de tekenlessen zijn er steeds een paar kinderen die de tekenopdracht op het digibord uitvoeren. Veel ideeën die de motivatie en betrokkenheid prikkelen.

Hoe ga ik mijn collega's prikkelen om hierin mee te gaan. Doen zij dit al op deze manier of wordt het bord vaak instrumenteel ingezet?
 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten